Eenzijdige doofheid
01 Algemeen
02 Gehoor
03 SSD-oorzaken
04 SSD-gevolgen
05 Sociale effecten
06 SSD-ervaringen
07 SSD bij kinderen
08 Hoortoestellen
09 Hoorhulpmiddelen
10 Ondertiteling
BCD (Baha & Ponto)
11 BCD-indicatie
12 BCD-softband
13 BCD-schroef
14 BCD-operatie
15 Schroefproblemen
16 BCD-ontwikkeling
17 BCD-toestellen
18 BCD-gebruik
19 BCD-batterijen
20 BCD-accessoires
21 BCD-problemen
22 BCD-verzekering
23 BCD-ervaringen
24 Onderzoek
25 BCD-vergoeding
26 Politiek
Slecht horen heeft grote consequenties. Het betekent voor de betrokkenen: moeite met communiceren, moeite met functioneren op school, werk en in de vrijetijd. In het verlengde hiervan geldt voor velen: vermindering van kansen op de arbeidsmarkt, vermindering van arbeidsprestaties of overbelasting, soms resulterend in arbeidsongeschiktheid. Slechthorendheid treft daarmee niet alleen individuen maar ook de samenleving in haar geheel. Een verantwoord verstrekkingenbeleid van audiologische hulpmiddelen is van grote maatschappelijke en daarmee ook economische betekenis [bron: AMC].
De vergoedingsdiscussie bij een hoorhulpmiddel voor het tweede oor (bilateraal) en voor enkelzijdige doofheid duurt al jaren voort. De vergoedingsregels worden elke paar jaar aangepast, zoals in 2005 nog voor het (eerste) botverankerde hoortoestel ingeval van eenzijdige doofheid. Het is dus aan te raden deze ontwikkelingen goed te volgen, alvorens te kiezen voor een (botverankerd) hoortoestel.
Zie hier voor een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van vergoedingen van (botverankerde) hoortoestellen. Verder staat er beschreven wat ik geprobeerd heb om mijn eigen eerste botverankerde hoortoestel vergoed te krijgen.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd op basis van welke Nederlandse regelingen en verzekeringen hoorhulpmiddelen (deels) worden vergoed:
Op 1 januari 2006 werd de Ziekenfondswet (Zfw) opgevolgd door de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zorgverzekering vergoedt de kosten voor het grootste deel van de gezondheidszorg. Hulpmiddelen, medicijnen en ook bezoeken aan de huisarts, de medisch specialist en het ziekenhuis worden vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering. Een zorgverzekering bestaat uit een verplicht basispakket dat bij elke zorgverzekeraar gelijk is en een optioneel aanvullend pakket dat per zorgverzekeraar verschilt. De overheid beslist wat er in het basispakket zit. Omdat het basispakket niet alle kosten vergoedt, bestaan er ook aanvullende verzekeringen. De zorgverzekeraars beslissen zelf wat er in de aanvullende verzekeringen zit; daar gaat de overheid niet over [bron: Rijksoverheid].
Voor het basispakket wordt een vast bedrag aan de zorgverzekeraar betaald, namelijk de nominale premie. Hoewel de basispakketten van alle zorgverzekeraar gelijk zijn, verschilt de premie per verzekeraar. Als iemand werkt of een uitkering krijgt, dan betaalt hij naast de nominale premie een inkomensafhankelijke bijdrage aan de overheid, die van het loon of de uitkering wordt afgehaald. Deze bijdrage wordt door de werkgever en meestal ook door de uitkeringsinstantie teruggegeven, waarover wel belasting moet worden betaald. Voor mensen met een voldoende laag inkomen bestaat er een zorgtoeslag, waarmee een deel van de nominale premie kan worden betaald. Voor het aanvullende pakket moet een extra premie worden betaald aan de zorgverzekeraar [bron: Rijksoverheid].
Zorgtoeslag kun je aanvragen via de Belastingdienst. Voor meer informatie over de zorgtoeslag kun je terecht op de website toeslagen.nl of gratis bellen met de BelastingTelefoon. Voor meer informatie over de zorgverzekering in het algemeen kun je terecht bij de zorgverzekeraar of de Rijksoverheid, of gratis bellen met Postbus 51.
Tot 2008 kende de zorgverzekering geen eigen risico maar een no-claim. De no-claimteruggaaf was in de Zvw identiek aan de regeling die in 2005 in de Zfw gold. Alle zorg onder de zorgverzekering viel onder de no-claimregeling, met uitzondering van bezoeken aan de huisarts en zorg die op basis van een eventuele aanvullende verzekering (bijvoorbeeld een tandartsverzekering) vergoed werd. De ziektekosten die een persoon in een jaar maakte, werden afgetrokken van het no-claimbedrag van het betreffende jaar. Het eventueel resterende bedrag (de no-claimteruggaaf) werd dan teruggegeven, zonder dat daar belasting over hoefde te worden betaald. Zijn de ziektekosten meer dan het no-claimbedrag, dan werd niets teruggegeven. De no-claim had geen invloed op een eventuele zorgtoeslag [bron: DeTussenstroom.nl].
Sinds 2008 heeft iedereen van 18 jaar of ouder heeft een verplicht eigen risico bij de zorgverzekering. Daarbovenop kun je bij sommige verzekeraars tegen een premiekorting kiezen voor een vrijwillig eigen risico. Net als bij de eerdere no-claimregeling vallen de bezoeken aan de huisarts en de claims vanuit de aanvullende verzekering niet onder het verplichte eigen risico [bron: Rijksoverheid]. Sinds 2009 kan de zorgverzekeraar (een deel van) het eigen risico kwijtschelden, als je bijvoorbeeld gebruik maakt van hulpmiddelen die de zorgverzekeraar aanbeveelt (van een zogenaamde voorkeursaanbieder, een aanbieder waarmee de verzekeraar afspraken heeft gemaakt). De zorgverzekeraar beslist zelf voor welke gevallen een korting geldt [bron: Rijksoverheid].
Kinderen tot 18 jaar betalen geen eigen risico. Chronisch zieken van 18 jaar en ouder met hoge zorgkosten — waardoor men vaak het complete eigen risico betaalt — kunnen onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming krijgen voor het eigen risico: de compensatie eigen risico (CER). Men komt niet voor compensatie in aanmerking ingeval van kosten als gevolg van het dragen van een (botverankerd) hoortoestel [bron: Rijksoverheid]. Voor de CER hoeft geen aanvraag ingediend te worden; je krijgt automatisch bericht van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) [bron: Rijksoverheid]. Voor meer informatie over het CER kun je terecht bij het CAK.
In de onderstaande tabel staan de bedragen met betrekking tot de no-claim en het eigen risico over de afgelopen jaren gegeven.
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | |
no-claimbedrag | € 255 | |||||
eigen risico | € 150 | € 155 | € 165 | € | € 220 | |
compensatie eigen risico | € 47 | € 50 | € 55 | € | € |
De volgende twee regelingen zijn gebaseerd op de Zvw [bron: SKGZ]:
Besluit zorgverzekering (Bzv). In de artikelen van hoofdstuk 2 (“De inhoud van de zorgverzekering”), paragraaf 1 (“De te verzekeren prestaties”) van het Bzv kun je de regels met betrekking tot hulpmiddelen terugvinden. De oorspronkelijke tekst — zoals die geldt voor 2010 — kun je hier vinden.
In artikel 2.1 is bepaald dat de inhoud en omvang van de vormen van zorg mede worden bepaald door de stand van de wetenschap en de praktijk en door wat in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg. Verder is bepaald dat een verzekerde slechts recht heeft op een vorm van zorg voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen.
In artikel 2.4 is bepaald dat de geneeskundige zorg de zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden (de zogenaamde medisch-specialistische zorg) omvat.
In artikel 2.9 is bepaald dat de hulpmiddelenzorg de bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddelen omvat, waarbij kan worden geregeld in welke gevallen de verzekerde recht heeft op die zorg. Verder komt het verschil tussen de aanschaffingskosten en het bij een hulpmiddel vermelde bedrag voor rekening van de verzekerde, naast een eventueel eigen risico.
Regeling zorgverzekering (Rzv). In de artikelen van hoofdstuk 2 (“Bepalingen omtrent de prestaties”), paragraaf 1 (“De prestaties en eigen bijdragen”), subparagraaf 1.4 (“Hulpmiddelenzorg”) van de Rzv worden de regels met betrekking tot hoorhulpmiddelen verder uitgewerkt. De oorspronkelijke tekst — zoals die geldt voor 2010 — kun je hier vinden.
Volgens artikel 22 (“Aanspraken van de zorgverzekering”) van de Zvw heeft een verzekerde aanspraak op een verstrekking van hulpmiddelen in eigendom of in bruikleen, overeenkomstig het Reglement Hulpmiddelen van de zorgverzekeraar. In deze regeling staat wanneer welke hulpmiddelen voor welk deel standaard vanuit het basispakket worden vergoed door de zorgverzekeraar Rijksoverheid].
Het Reglement Hulpmiddelen van de zorgverzekeraar vormt een nadere uitwerking van de Rzv. In het reglement staat ook omschreven welke vergoedingen gelden voor hoortoestellen en aanvullende hoorhulpmiddelen als soloapparatuur, ringleidingen en wek- en waarschuwingssystemen [bron: Hoorwijzer]. Als voorbeeld vind je achter deze link het Reglement Hulpmiddelen voor 2010 van verzekeraar Achmea. Door in het document te zoeken op de term “BAHA” vind je de regels met betrekking tot het botverankerde hoortoestel als hulpmiddel.
In de subparagrafen hierna maken we onderscheid tussen de volgende soorten vergoedingen, zoals deze voor 2010 gelden:
Niet-botverankerde hoortoestellen vallen onder de hulpmiddelenzorg. Voor hoortoestellen gelden specifieke indicatiecriteria die zijn opgenomen in onderdeel 4 van bijlage 3 van de Rzv. Grofweg kan worden gesteld dat hulpmiddelen aan slechthorenden worden verstrekt, als sprake is van ten minste een matig gehoorverlies (vanaf 35 dB gemiddeld over 1000, 2000 en 4000 Hz) in het beste oor. Mensen met een lichte slechthorendheid (tot 35 dB) en eenzijdig slechthorenden komen volgens de huidige regeling dus niet in aanmerking voor vergoeding van een hoortoestel [bron: CVZ].
De maximale vergoeding door de zorgverzekeraar wordt ook beschreven in het Reglement Hulpmiddelen en hangt af van de volgende indeling [bron: Rzv]:
De (maximale) vergoedingen worden jaarlijks geïndexeerd door de overheid, zoals ook uit de onderstaande tabel met de bedragen sinds 2005 blijkt.
klasse | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 |
A | 467,00 | 476,00 | 476,00 | 476,00 | 485,00 | 496,50 | 501,50 | 509,50 |
B | 558,00 | 566,50 | 566,50 | 566,50 | 575,50 | 587,50 | 592,00 | 600,50 |
C | 648,50 | 657,50 | 657,50 | 657,50 | 666,50 | 678,00 | 683,00 | 691,00 |
D | 60,50 | 61,50 | 61,50 | 61,50 | 62,50 | 64,00 | 65,00 | 66,00 |
Merk op dat het Reglement Hulpmiddelen niet alleen van toepassing is op traditionele hoortoestellen, maar ook op (bi)CROS- en "botverankerde" hoortoestellen op een softband voor jonge kinderen die nog niet geïmplanteerd kunnen worden. Juist een CROS-hoortoestel is ontwikkeld voor eenzijdig dove personen, maar deze komt pas in aanmerking voor een (gedeeltelijke) vergoeding als hij tweezijdig slecht hoort. Hetzelfde geldt voor de toepassing van een botverankerd hoortoestel op een softband voor jonge kinderen met eenzijdige doofheid.
Sinds 2005 is de financieringswijze van een botverankerd hoortoestel verdeeld over zowel de hulpmiddelenzorg als de geneeskundige zorg. Bij een botverankerd hoortoestel valt de eerste verstrekking onder de geneeskundige zorg (zowel het implantaat als het toestel), maar valt de vervanging van het toestel onder hulpmiddelenzorg. De reden hiervoor is dat de eerste aanschaf gezien wordt als onderdeel van de implantatie, terwijl de vervanging van het toestel strikt genomen niet in het ziekenhuis of de polikliniek hoeft plaats te vinden [bron: CVZ].
Dit betekent dat als tegenwoordig een kno-arts een botverankerd hoortoestel voor een patiënt geschikt vindt, deze per definitie in aanmerking komt voor een volledige vergoeding van zowel de implantatie als het (eerste) botverankerde hoortoestel. Voor geneeskundige zorg geldt namelijk geen eigen bijdrage, zoals dat voor hulpmiddelenzorg op dit moment wel het geval is.
Dit betekent dat niet alleen eenzijdig doven, maar ook tweezijdig slechthorenden voor hun eerste (eventueel bilaterale) botverankerde hoortoestel de kosten van zowel de implantatie als het toestel volledig vergoed krijgen.
De vergoeding van de hulpmiddelenzorg gebeurt via de zorgverzekeraar op basis van het Reglement Hulpmiddelen, terwijl de geneeskundige zorg via het ziekenhuis op basis van een zogenaamde zogenaamde diagnosebehandelingscombinatie (DBC) gebeurt. Een DBC is een weergave van alle behandelingen, onderzoeken, operaties en opnames die een patiënt in het ziekenhuis ondergaat gedurende een vastgestelde periode [bron: Wikipedia].
Als de zorgverzekeraar afspraken heeft gemaakt met het ziekenhuis, dan gaat de rekening rechtstreeks naar de zorgverzekeraar. Als de zorgverzekeraar afspraken heeft gemaakt met het ziekenhuis, maar de behandeling valt buiten de polisvoorwaarden, dan ontvangt de patiënt een de nota van het ziekenhuis. Heeft het ziekenhuis géén afspraken met de zorgverzekeraar, dan kan het zijn dat de patiënt de rekening krijgt thuisgestuurd. De rekening komt nadat het hele behandeltraject is afgesloten, dus niet na ieder ziekenhuisbezoek. Deze rekening kan worden ingediend bij de zorgverzekeraar; het is mogelijk dat een deel van de behandeling zelf moet worden betaald [bron: UMC St. Radboud].
Voor de patiënt die de rekening wel krijgt, is de ziekenhuisrekening slechter controleerbaar geworden. Onder de oude regeling stonden alle uitgevoerde verrichtingen apart op de nota. Bij een DBC staat er een begin- en een einddatum van de behandeling, een korte (vaak uit afkortingen bestaande) omschrijving en verder veel coderingen [bron: Wikipedia].
Een DBC wordt weergegeven door middel van vier codes: het zorgtype (de klacht), de zorgvraag (hoe de patiënt het ziekenhuis binnenkomt), de gestelde diagnose, en de voorgenomen behandeling. In de onderstaande tabel zie je als voorbeeld de DBC's die betrekking hebben op de plaatsing van een beengeleiderimplantaat [bron: DBCOnderhoud.nl].
DBC's 140953 en 160953 | |||
declaratiecode | 140953 | in basispakket Zvw | |
160953 | niet in basispakket Zvw | ||
DBC-segment | A | ||
DBC-prestatiecode | 110000120312 | ||
DBC-omschrijving | zorgtype | 11 | Reguliere zorg |
zorgvraag | |||
diagnose | 12 | Cerumen, radikaalholte, otitis ext., corp. alienum | |
behandeling | 312 | BAHA (Bone Anchor Hearing Aid) |
De DBC-tarieven van de afgelopen jaren staan in de onderstaande tabel weergegeven [bron: NZa]. Dit zijn de kosten inclusief de aanschafwaarde van het eerste botverankerde hoortoestel en dekt tevens het bijbehorende 5-jarige servicecontract. Deze kostenberekening is voor 2010 door het UMC St. Radboud uitgevoerd [bron: PACT]. Het zijn gemiddelde kosten; er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld een poliklinische behandeling onder plaatselijke verdoving en een behandeling onder narcose met een overnachting in het ziekenhuis.
factuur | 2008 | 2009 | 2010 |
ziekenhuiskosten | € 4.490,00 | € 4.601,00 | € 4.672,68 |
specialisten honorarium | € 710,60 | € 731,60 | € 612,40 |
totale kosten | € 5.200,60 | € 5.332,60 | € 5.285,08 |
Tot 2005 werden de verrichtingen die waren uitgevoerd bij een patiënt apart gedeclareerd. Kortweg kwam het erop neer dat hoe meer verrichtingen een ziekenhuis of medisch-specialist bij de patiënt uitvoerde, des te meer er kon worden gedeclareerd. Dit zou inefficiënt werken in de hand werken. Sinds 2005 mogen ziekenhuizen nog maar één declarabel product in rekening brengen, namelijk de DBC [bron: Wikipedia].
Aan een groot deel van de DBC's (segment A) is door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een tarief toegekend. De rest van de DBC's (segment B) heeft slechts ten dele een vast tarief; het overige deel is onderhandelbaar. Het ziekenhuis en de zorgverzekeraar worden geacht hierover met elkaar in onderhandeling te treden. Hierdoor wil het ministerie van VWS marktwerking in de zorg brengen. Stapsgewijs wordt er toegewerkt naar meer dan 65% vrij onderhandelbare prijzen in 2011. Op deze manier zou efficiënt werken gestimuleerd worden: een ziekenhuis ontvangt een vast (gemiddeld) bedrag per behandeling en ook de medisch-specialist ontvangt een vast uurtarief. Hiermee wordt beoogd dat ziekenhuizen en medisch-specialisten efficiënter werken. Ziekenhuizen kunnen op deze manier met elkaar gaan concurreren op basis van prijs en kwaliteit [bron: Wikipedia].
In januari 2010 waren de toestellen die in 2005 voor het eerst werden vergoed aan eenzijdig doven 5 jaar oud. Normaal gesproken komen botverankerde hoortoestellen dan in aanmerking voor (gratis) vervanging. Echter, na de invoering van de vergoeding van het eerste toestel, is iemand met eenzijdige doofheid nog steeds niet verzekerd van een vergoeding voor de vervanging van het toestel.
Het tweede toestel (en ook de daaropvolgende toestellen) vallen onder de hulpmiddelenzorg, waardoor bij vervanging moet worden aangeklopt bij de zorgverzekeraar. Overigens heeft een afgevaardigde van het CVZ de verwachting uitgesproken dat zorgverzekeraars zich coulant zullen opstellen ten opzichte van mensen die eenzijdig horen [bron: NVVS]. Feit is dat in 2010 het Reglement Hulpmiddelen op dit punt nog altijd niet is aangepast.
Voor de tweezijdige aanpassing is het Reglement Hulpmiddelen wel aangepast. De bilaterale aanpassing wordt mogelijk, mits het spraakverstaan verbetert met ten minste 10% en/of het richtinghoren wordt hersteld tot binnen een hoek van 45 graden [bron: NVVS]. Merk op dat dit niet hoeft te betekenen dat iemand die 5 jaar geleden geïmplanteerd is met twee implantaten, daarna per definitie recht heeft op een vergoeding voor de vervanging van het tweede (en zelfs eerste) botverankerde hoortoestel.
Uit de jurisprudentie onder de Zfw die tot 2006 gold, valt op te maken dat het botverankerde hoortoestel op een softband voor kinderen niet tot de verstrekking van geneeskundige zorg kan worden gerekend. Bij de Zvw is dit niet anders, zodat de beoordeling in het licht van de hulpmiddelenzorg moet plaatsvinden [bron: SKGZ]. In de Rzv wordt bepaald dat bij een hoortoestel — waaronder een beengeleidingshoortoestel — de verzekerde het meerdere boven € 678 (per 2010) voor een botverankerd hoortoestel op een softband zelf moet bijdragen [bron: Hoorwijzer].
Toch zijn er sinds april 2008 zorgverzekeraars (namelijk VGZ, IZZ, SIZ, Trias, Cares Gouda en IZA Cura) die een Baha op een softband zelfs volledig vergoeden (inclusief service, onderhoud, reparatie en vervanging van onderdelen). Langdurig overleg tussen de genoemde zorgverzekeraars en leverancier Cochlear heeft hiertoe geleid. Er geldt slechts één voorwaarde voor de vergoeding: het AC moet de aanvraag behandelen. De Baha Softband wordt in bruikleen gegeven; deze gaat weer terug naar Cochlear, zodra de aandoening is verholpen of wanneer de verzekerde geïmplanteerd kan worden [bron: Hoorwijzer].
volgt later ...
Als de zorgverzekeraar niet vergoedt en de slechthorende heeft (ook) op het werk of de opleiding een hoorhulpmiddel nodig, dan dan biedt de Wet Inkomensvoorziening naar Arbeidsvermogen (WIA) — voorheen de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA) — het Uitvoeringsinstituut Werknemers-Verzekeringen (UWV) de mogelijkheid om bijvoorbeeld een botverankerd hoortoestel te vergoeden.
(Gedeeltelijk) arbeidsongeschikten en mensen met een structurele (gehoor)beperking kunnen op grond van de WIA voorzieningen aanvragen. Deze voorzieningen moeten noodzakelijk zijn en leiden tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid om [bron: CVZ]:
In principe is het zo dat een werknemer via het UWV alle hulpmiddelen (soms deels) vergoed kan krijgen, die hij nodig heeft om het werk gelijkwaardig aan mensen zonder handicap te kunnen uitvoeren. Sinds een aantal jaren worden hulpmiddelen zo veel mogelijk aan de werknemer zelf vergoed; de werkgever krijgt geen vergoeding. Dit met het oog op het meenemen van hulpmiddelen ingeval de werknemer van baan wisselt [bron: Oorakel.nl]. Overigens is het verstandig om als werknemer eerst contact op te nemen met je werkgever, voordat je een vergoeding gaat aanvragen bij het UWV. Sommige werkgevers betalen de hulpmiddelen namelijk liever zelf, omdat dat veel gedoe en administratieve rompslomp scheelt [bron: Oorakel].
Het UWV draagt nooit zonder meer bij. De beslissing over een aanvraag voor vergoeding wordt genomen door het UWV-kantoor waaronder de woonplaats van de aanvrager valt. Een arbeidsdeskundige buigt zich over de aanvraag. Hoe ziet de werkplek eruit? Is de werkplek geschikt om een hoortoestel te kunnen gebruiken? Is het gevraagde toestel inderdaad het meest geschikte apparaat? Is de aanschaf van een specifiek toestel voor deze aanvrager noodzakelijk? [bron: “Horen” (2007, nr. 5)].
In het kader van het Reïntegratiebesluit geeft het UWV sinds 2008 een extra (gemaximeerde) vergoeding voor hoortoestellen ter aanvulling op de maximum vergoeding die door de zorgvezekeraar wordt gegeven. Het gaat dan om situaties dat een hoortoestel nodig is voor de werk- of schoolsituatie en de vergoeding vanuit de Zvw niet mogelijk of niet toereikend is [bron: CVZ].
Tot 2008 kreeg een slechthorende in bepaalde situaties wel een volledige en in andere situaties helemaal geen vergoeding voor een hoortoestel. Sinds 2008 krijgt een slechthorende in meer situaties een vergoeding van het UWV, maar in alle gevallen gemaximeerd tot een bedrag van € 700 (incl. btw) boven op een eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar [bron: “Horen” (2007, nr. 5)]. Zoals uit de onderstaande tabel blijkt, wordt dit maximum bedrag niet jaarlijks geïndexeerd met de inflatie.
beschrijving | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 |
hoortoestel | € 700,00 | € 700,00 | € 700,00 |
Als de zorgverzekeraar een (gedeeltelijke) vergoeding verstrekt, dan zal het UWV mogelijk het meerdere boven de aanschafprijs van het hoortoestel vergoeden tot maximaal € 700 [bron: St-AB.nl]. Als het UWV vindt dat iemand bij de zorgverzekeraar thuishoort, dan moet het UWV zorgen voor een goede overdracht aan de zorgverzekeraar (en andersom) [bron: “Horen” (2006, nr. 5)].
Voor meer informatie heeft het UWV een brochure met de titel “Ik kan wel wat ondersteuning gebruiken bij het (zoeken naar) werk.”. Voor een formulier voor het aanvragen van voorzieningen bij het UWV, zie de achterliggende link. Een toelichting van het audiologisch centrum, een arbo-arts en eventueel de werkgever kunnen hierbij van nut zijn, want de mening van een specialist legt altijd meer gewicht in de schaal bij het UWV [bron: Oorakel.nl].
Wanneer je geen werknemer bent, dan is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) — voorheen de Wet Voorziening Gehandicapten (Wvg) — een volgende mogelijkheid om een vergoeding te krijgen voor een hoortoestel. Het doel van de Wmo is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving. De gemeente is verplicht ervoor te zorgen dat mensen met een (gehoor)beperking hulp en ondersteuning of voorzieningen krijgen, die ze nodig hebben [bron: Rijksoverheid].
De gemeente bepaalt of je in aanmerking komt voor een Wmo-voorziening. Elke gemeente stelt hiervoor zelf de voorwaarden vast. De gemeente kan vragen om mee te werken aan een onderzoek om te beoordelen welke voorziening nodig is. Een eigen deskundige van de gemeente of bijvoorbeeld het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voert dat onderzoek dan uit [bron: Rijksoverheid].
Als je in aanmerking komt voor een Wmo-voorziening, dan kun je kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) of een voorziening in natura en het regelwerk aan de gemeente overlaten. Een pgb is een bedrag waarmee je de Wmo-voorziening zelf kunt regelen [bron: Rijksoverheid].
Ook bepaalt de gemeente zelf welke vormen van ondersteuning zij aanbiedt [bron: Rijksoverheid]. Alleen hulpmiddelen voor de thuissituatie worden vergoed. Hoewel hoorhulpmiddelen hier ook onder zouden kunnen vallen, geven de meeste gemeenten geen vergoeding [bron: Oorakel].
Gemeenten kunnen een eigen bijdrage voor een individuele voorziening vragen, welke per gemeente kan verschillen. De hoogte van de eigen bijdrage hangt af van de leeftijd, de samenstelling van het huishouden en het (gezamenlijke) inkomen. Zo betalen jongeren tot 18 jaar geen eigen bijdrage [bron: Rijksoverheid].
Voor meer informatie kun je terecht bij de eigen gemeente. Veel gemeenten hebben een apart Wmo- of een zorgloket. Voor meer algemene informatie over de Wmo kun je terecht bij de Rijksoverheid, of gratis bellen met Postbus 51.
Sinds 1 januari 2009 zijn ziektekosten en andere buitengewone uitgaven (waaronder hoortoestellen) slechts in versoberde vorm fiscaal aftrekbaar. Deze kosten vallen nu onder de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), die op 1 januari 2010 is ingegaan.
Het belangrijkste doel van deze wet is dat de doelgroep beter wordt bereikt dan met de vorige fiscale regeling buitengewone uitgaven op basis van de Wib. Het is namelijk gebleken dat slechts de helft van de doelgroep gebruik maakte van deze fiscale regeling. Met de Wtcg wil het kabinet de extra zorgkosten van chronisch zieken en gehandicapten compenseren, zodat ook deze groep in staat is om zo veel mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijke leven [bron: Rijksoverheid].
De Wtcg regelt dat chronisch zieken en gehandicapten in aanmerking kunnen komen voor een financiële tegemoetkoming. Deze (algemene) tegemoetkoming is voor de extra kosten die iemand maakt als gevolg van zijn ziekte of handicap. De hoogte van deze jaarlijkse tegemoetkoming bedraagt € 150, € 300, € 350 of € 500, afhankelijk van de persoonlijke situatie. Hoe hoger de zorgkosten, hoe hoger de verwachte meerkosten, en hoe hoger de tegemoetkoming. Verder is de tegemoetkoming hoger voor mensen die jonger zijn dan 65 jaar [bron: Rijksoverheid].
Als iemand voor ten minste 35% arbeidsongeschikt is en op grond daarvan op 1 juli 2010 recht op een uitkering van het UWV heeft, dan komt hij in aanmerking voor de jaarlijkse tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid van € 350 [bron: Rijksoverheid].
Voor het in aanmerking komen voor een mogelijke tegemoetkoming, hoeft men zelf geen actie te ondernemen. Als iemand recht heeft op een tegemoetkoming, ontvangt deze automatisch bericht van het CAK. Het CAK ontvangt van de zorgverzekeraar, het CIZ en de gemeente gegevens over het zorggebruik. Op basis van een aantal criteria (waaronder deze zorgkosten), wordt bepaald of iemand recht heeft op een tegemoetkoming Rijksoverheid].
Het gebruik van hulpmiddelen (waaronder hoortoestellen) telt mee voor een tegemoetkoming in het jaar waarin de zorgverzekeraar er een vergoeding voor heeft verstrekt. Met andere woorden, als iemand zelf een botverankerd hoortoestel heeft aangeschaft, komt hij per definitie niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Ook andere hoortoesteldragers — namelijk die alleen voldoen aan het criterium van een hulpmiddel — komen niet in aanmerking [bron: Hoorwijzer].
Maar als daarnaast ook aan andere criteria wordt voldaan, dan kan de Wtcg wel van toepassing zijn. Men zou dan kunnen denken aan extra reiskosten naar het AC en/of de specialist. Echter, deze kosten zullen normaal gesproken waarschijnlijk te laag zijn om voor een jaarlijkse vergoeding van bijvoorbeeld € 150 in aanmerking te komen. De Wtcg-test op TestWtcg.nl zou kunnen helpen om te bepalen of iemand wel of geen recht heeft op een tegemoetkoming op basis van de Wtcg.
Om te bepalen of iemand voor een tegemoetkoming op basis van de Wtcg in aanmerking komt, wordt op dit moment gekeken naar zijn zorg- en/of medicijngebruik. De Chronisch zieken en Gehandicapten raad (CG-raad) vindt dit geen goede regeling, omdat veel mensen hierbij onterecht buiten de boot vallen. Het ministerie van VWS heeft aan TNO gevraagd om te onderzoeken hoe de Wtcg verbeterd kan worden. Inmiddels is dit onderzoek met een vragenlijst via internet onder mensen met een beperking uitgevoerd. In de vragenlijst werden vragen gesteld over onder andere ziekte en/of handicap, stoornissen en beperkingen in het dagelijks functioneren en meerkosten als gevolg van de ziekte of handicap [bron: CG-raad].
Voor meer informatie over de Wtcg kun je terecht op Wtcg.info, of gratis bellen met Postbus 51.
Op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) kan de gemeente bijzondere bijstand verlenen. Dit houdt in dat de gemeente haar inwoners financiële steun geeft bij bijzondere uitgaven. Voorwaarde is dat de uitgaven absoluut noodzakelijk zijn en de kosten niet met het inkomen of vermogen kunnen worden opgebracht. Daarbij kun je denken aan medische kosten (zoals een hoortoestel), als deze niet wordt vergoed door bijvoorbeeld de zorgverzekeraar.
Elke gemeente heeft eigen regels voor bijzondere bijstand. De gemeente bekijkt per persoon of iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Meestal heeft men alleen recht op bijzondere bijstand als het inkomen niet hoger is dan de bijstandsnorm. Zit je daarboven, dan kan mogelijk toch in aanmerking gekomen worden voor een tegemoetkoming, maar dan kan de gemeente een eigen bijdrage vragen. De gemeente bepaalt of en welk deel van het vermogen (bijvoorbeeld spaargeld) wordt vrijgelaten. De bijzondere bijstand is er voor iedereen vanaf 21 jaar met een inkomen op of rond het minimumniveau. Van personen tot 21 jaar wordt verwacht dat ze eerst een beroep doen op hun ouders.
Voor meer informatie kan men terecht bij de gemeente waar men woont. Meestal handelt de sociale dienst van de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand af [bron: Rijksoverheid].
Als er geen enkele regeling of verzekering is die de kosten voor ziekte of handicap vergoedt — bijvoorbeeld via een zorgverzekering, bijzondere bijstand of Wtcg — dan kunnen sommige specifieke zorgkosten op basis van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wib) van de belasting worden afgetrokken. Daardoor hoeft u mogelijk minder belasting te betalen of krijgt u geld terug van de Belastingdienst, ook als je geen belasting betaalt. Het voordeel van de bijzondere bijstand is dat u het bedrag voor uw medische kosten direct vergoed krijgt. De belastingteruggave krijgt u altijd pas achteraf betaald [bron: Rijksoverheid].
Bij de aangifte over 2009 in 2010 moet dan de nieuwe fiscale regeling “aftrek specifieke zorgkosten” gebruikt worden. Op de aftrekpost “specifieke zorgkosten” zijn kosten aftrekbaar die rechtstreeks verband houden met ziekte of handicap, bijvoorbeeld [bron: Rijksoverheid]:
Alleen de kosten boven een bepaald bedrag (de drempel) zijn aftrekbaar. De hoogte van de drempel hangt af van het drempelinkomen. Dat is het totaal van inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3, zonder de persoonsgebonden aftrek. Hoe lager het drempelinkomen, hoe lager de drempel. Sommige zorgkosten mogen worden verhoogd tot een bepaald drempelinkomen met een zogenaamde verhogingsfactor. Als iemand een laag inkomen heeft en weinig of helemaal geen belasting hoeft te betalen, dan kan hij mogelijk een extra tegemoetkoming via de belasting krijgen [bron: Rijksoverheid].
Via de volgende organisaties en websites kan men gratis hulp krijgen bij het invullen van uw belastingaangifte [bron: Rijksoverheid]:
Iemand kan ook een belastingadviseur inschakelen voor hulp, maar deze is normaal gesproken niet gratis.
Uiteindelijk kan het zo zijn dat je het botverankerde hoortoestel zelf moet betalen. Assertiviteit lijkt een vereiste te zijn om voor een eventuele vergoeding in aanmerking te komen. De aanhouder wint: de ervaring leert dan een herhaald verzoek om vergoeding alsnog succesvol kan zijn. Het advies is dan ook om niet op te geven, zeker niet als je het hoorhulpmiddel niet zelf kunt bekostigen.
Als je het niet eens bent met de vergoeding die de zorgverzekeraar of een andere instantie wil geven, dan kun je beroep doen op het Juridisch Steunpunt chronisch zieken en gehandicapten.
Met hun kennis van regelingen en wetgeving kunnen zij advies uitbrengen over mogelijke stappen en beroepsprocedures. Het Juridisch Steunpunt geeft iedereen telefonisch advies. Als je lid bent van een bij het steunpunt aangesloten vereniging (zoals het NVVS), dan zal een jurist van het steunpunt helpen met bijvoorbeeld het opstellen van een bezwaarschrift [bron: Hoorwijzer].
Als bijvoorbeeld het UWV de aanvraag niet honoreert, omdat ze blijven verwijzen naar de eigen zorgverzekering, dan kun je een rechtszaak overwegen. In de wet staat namelijk nergens dat (de eigen bijdrage van) hoortoestellen voor eigen rekening zouden moeten komen. Er zijn meer mensen die een rechtszaak zijn aangegaan, soms met succes, soms ook niet [bron: Oorakel.nl].
Voor meer informatie over het Juridisch Steunpunt kun je terecht op hun website